Organiseer nationaal de rechtvaardige transitie door geïntegreerd beleid

België: federaal, gewesten en gemeenschappen

Een goed klimaat- en duurzaamheidsbeleid implementeren kan niet zonder de medewerking van belangrijke delen van het middenveld en van de bevolking. Om een maatschappelijk draagvlak te creëren voor zo’n beleid is dus zowel een mobilisatie nodig van de instrumenten van samenlevingsopbouw (met daarbij bewustmaking) als een efficiënter herverdelend beleid.

Het gaat er in de eerste plaats om de beoogde doelstellingen en de transitietrajecten duidelijk te formuleren en te argumenteren. Dat betekent dat de bevolking geïnformeerd moet worden over de diagnose, de wetenschappelijke vaststellingen en conclusies, de genomen beleidsbeslissingen en de verwachte medewerking van andere geledingen van de samenleving. Om dat te realiseren moeten media en diverse vormingskanalen intensief en volgehouden ingezet worden. Dergelijke mobiliserende pedagogie dient om de samenleving te overtuigen van de noodzaak en de gegrondheid van het inslaan van een nieuwe richting willen we de ongewenste systemische omslag vermijden.

Maar die steun zal niet alleen afhangen van een intellectuele instemming, maar vooral van de houding tegenover de haalbaarheid van de gevraagde inspanningen. Dat gaat zeker over haalbare en gevraagde gedragswijzigingen. Maar dat gaat vooral over de houding tegenover de nodige financiële inspanningen.  Het financiële draagvlak in de bevolking is beperkt en vooral zeer ongelijk verdeeld. 67,7% van de bevolking zegt het moeilijk te hebben wat geld opzij te zetten (Testaankoop). Meer dan 270 miljard staat nochtans op spaarrekeningen en het totaal geldbezit van de gezinnen wordt op 1058 miljard geraamd (NBB) terwijl het onroerend patrimonium op 1533 miljard is geraamd. Het vermogen van de gezinnen is dus zeer groot: 2.591 miljard of 5,7 maal het BBP. Maar dat vermogen is zeer ongelijk verdeeld. 60% van het totaal is in handen van 20% van de huishoudens. De middengroepen hebben 40% van de rijkdom vooral via het bezit van een woning, maar vertegenwoordigen daardoor ook driekwart van de totale schulden van 290 miljard euro.

Die ongelijke verdeling loopt ook over de gewesten: 76,9% van de Waalse huishoudens zeggen het moeilijk te hebben met sparen, 70% in Brussel en 62,3% in Vlaanderen. Dat spoort met het verschil in gemiddeld netto belastbaar inkomen: 19.102 euro in Vlaanderen, 16.787 euro in Wallonië en 13.980 euro in Brussel (waarin echter de niet belaste inkomens van diplomaten en Europese ambtenaren niet zijn meegerekend. (FOD financiën). 

Er is dus niet alleen een groot verschil in draagkracht, er is een reëel probleem in de verdeling van de koopkracht, niet alleen bij de armen. Volgens Eurostat is België één van de 11 lidstaten waar de armoede toeneemt.  15,9% van de Belgische bevolking lijdt aan inkomensarmoede (10,5% in Vlaanderen, 19,4% in Wallonië, 30,9% in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest).  15% van de Belgische kinderen leeft in armoede, één op de drie in Brussel, één op de vier in Wallonië. De gegevens over “ernstige materiële deprivatie” van EU-SILC 2017 geven voor België een cijfer van 5,1%. Het armoederisico wordt voor ons land op 20,3% gerekend.

Die statistieken worden bevestigd in het onderzoek over de stijgende levensduurte waardoor een groeiende groep mensen het moeilijk heeft huisvesting, vervoer of schoolkosten te betalen. Slechts 39% van de bevolking heeft geen noemenswaardige moeilijkheden de kosten van het dagelijks levensonderhoud te betalen, 56% heeft het al moeilijk in één of andere levensbelangrijke uitgavenpost.

Het is dan ook niet te verwonderen dat de tegenstelling tussen arm en rijk in de schijnwerper kwam naar aanleiding van het klimaatdebat. Het probleem werd kernachtig samengevat in de stelling: klimaatactivisten maken zich zorgen over het einde van de planeet, sociale activisten maken zich zorgen over het einde van de maand. Een geïntegreerd en transversaal klimaat- en duurzaamheidsbeleid zal op grote weerstand stuiten en op politieke verdeeldheid als het niet parallel verloopt met een voelbare politiek van sociale herverdeling als deel van de duurzaamheidstransitie. In die zin gaat het niet alleen om de betaalbaarheid van klimaatmaatregelen, maar om het scheppen van de maatschappelijke en materiële condities voor het succes ervan.