Geef de samenleving een rechtvaardige duurzame basisstructuur

Karl Polanyi[1] verwijst naar drie sferen van sociale banden: de staat en zijn herverdeling, de markt en haar contracten en de wederkerigheid en haar lidmaatschap. De moderniteit vertoont een systematische tendens om het gemeen, de “commons” te privatiseren en de mensen steeds meer te verwijzen naar de ruil op de markt. De Britse “enclosure acts”[2] zijn daar een goed voorbeeld van. De staat en de markt hebben het collectieve afgebouwd ten voordele van een doorgedreven individualisme en commercialisering. En dat wordt nog versterkt door de nieuwe arbeidsorganisatie die niet langer steunt op de geïntegreerde grootindustrie.

Het economisch systeem is niet opgezet met niet-monetaire coproducties. Alles moet er worden omgezet in koopwaren. In een liberale samenleving steunt sociaal beleid dan ook vooral op herverdeling van geld via fiscaliteit. Zo blijven ook behoeftigen gericht op de consumptiesamenleving. Die tendens tot vervanging van samenwerking, van coöperaties en van vrijwilligerswerk door vermarkte diensten is de laatste decennia versterkt en valt samen met de snelle individualisering en atomisering van de samenleving. De keerzijde van dit proces is dat de aftakeling van de welvaartsvoorzieningen, van de openbare diensten en van de belastingevenwichten direct tot uiting komt in een stijging van de armoede. 

Zet in op de garantie van het voorzien van de basisbehoeften voor iedereen

Dat houdt twee grote uitdagingen in. Ten eerste vraagt het bewerkstelligen van een sociale rechtvaardigheid een herdenken van de verhouding tussen markt en staat. Vooral de lokale staat moet steeds meer investeren in sociale noden die de markt niet opvangt of beantwoordt. Ten tweede kan men niet langer alleen rekenen op inkomensherverdeling en marktaanbod om de maatschappelijke behoeften te voldoen. Dat leidt tot een herleven van de wederkerigheid, van een gemeengoed, een commons, een voor iedereen toegankelijk maatschappelijk aanbod, dat niet onderhevig is aan de fluctuaties van de private markten[3]. Het gaat over onvervreemdbare collectieve goederen die slechts in bruikleen en niet in privaat bezit kunnen zijn, zoals water, kennis of zaden. Het gaat over basisvoorzieningen en openbare diensten, over voedsel, onderwijs, gezondheidszorg, cultuur en kunst, mobiliteit. Het gaat ook over coöperaties en over gedeeld gebruik, en het gaat over samenlevingsopbouw en vrijwilligerswerk. Het zijn ontluikende fenomenen van nieuwe vormen van solidariteit en cohesie. Het uitgebreide onderzoek DieGem[4] wijst in tientallen gevallen op het belang van gedeelde ruimtes en gedeelde praktijken in de (weder)opbouw van samenhang en solidariteit in de superdiverse samenleving.

De drie planetaire uitdagingen – een duurzaam en sociaal menselijk ecosysteem, de uitbouw van een toegankelijk gemeengoed en de uitwerking van een cosmopolitische samenleving – staan hoog op de agenda. De fordististische welvaarststaat staat daarbij onder druk door de afbouw van de industriële overlegeconomie en de economische mondialisering die flexibilisering, liberalisering en privatisering inhoudt.

Zet in op universele basisdiensten, uitbouw openbare diensten

Een duurzame transitie vergt dan ook het herdenken van de basisvoorzieningen die in de grondwet als rechten zijn geformuleerd en in de praktijk niet langer kunnen worden gegarandeerd. Ze maken deel uit van de drie hoger vernoemde sferen. Enerzijds gaat het over de toegankelijkheid van de collectieve diensten aangeboden door de staat. Anderzijds voorziet ook de markt basisvoorzieningen, hoewel sommige daarvan door voortdurende prijsstijgingen ontoegankelijk zijn geworden voor steeds groter wordende delen van de bevolking. En ten slotte gaat het ook over de ontwikkeling van de zelfvoorzienende capaciteit van een deeleconomie, een gemeengoed, een coöperatief aanbod.

Het transitiebeleid moet worden gericht op een verduurzaming van het recht op een waardig leven zoals dat in de internationale en nationale wetgeving ingeschreven staat. Dat vraagt basisvoorzieningen die voor iedereen toegankelijk zijn, wat verzekerd moet worden door een wettelijke garantie enerzijds en een publiek-private afstemming in het aanbod anderzijds.

 


[1] Polanyi, K. (1944): The great transformation: The political and economic origins of our time, Boston: Beacon Press

[2] Tussen 1604 en 1914 zijn er in G.B. meer dan 5200 enclosure besluiten genomen die meer dan 2,8 miljoen ha ontoegankelijk maakten voor collectief gebruik. https://en.wikipedia.org/wiki/Inclosure_Acts

[3] Ostrom, Elinor (1990). Governing the Commons: The Evolution of Institutions for Collective Action. Cambridge, UK: Cambridge University Press. ISBN 9780521405997;  Ostrom, Elinor; Walker, James (2003). Trust and reciprocity: interdisciplinary lessons from experimental research. New York: Russell Sage Foundation. ISBN 9780871546470;  Ostrom, Elinor; Hess, Charlotte (2007). Understanding knowledge as a commons: from theory to practice. Cambridge, Massachusetts: MIT Press. ISBN 9780262516037.

De Moor, T., (2015) The dilemma of the commoners. Understanding the use of common-pool resources in a long-term perspective. Political Economy of Institutions and Decisions Series. New York: Cambridge University Press. M.Bauwens & Y.Onzia (2017): Commons transitieplan voor de stad Gent: https://stad.gent/sites/default/files/article/documents/Commons%20Transitie%20Plan%20Gent.pdf

[4] http://www.solidariteitdiversiteit.be